VorigePlaatsen in KennemerlandVolgende

Velsen

Inhoud van deze pagina

  1. Romeins Velsen
  2. Vroeg-middeleeuws Velsen
  3. Dubbelgangers
  4. De eerste vermeldingen van Velsen
  5. Bronnen en naamsverklaringen
  6. Een andere hypothese
  7. Velsen in 1494
    Noten

1. Romeins Velsen

De speculaties over Kennemerland in de Romeinse tijd werden ooit steeds wilder (inmiddels enigszins gekalmeerd), waarbij bijvoorbeeld een hele opstand van Friezen in Velsen tegen het ‘Castellum Flevum’ uit de duim is gezogen. Wat er gevonden is bestaat uit paalgaten van een houten hekwerk, wat flonders en tentharingen, verder slingerkogels en een waterput met daarin de overblijfselen van een Romeinse soldaat uit de periode 15-30 na Chr. (Velsen I).
Velsen II, op enige afstand, is van rond het jaar 40 na Chr. De vondsten in Velsen dateren uit de eerste helft van de eerste eeuw en kennen geen opvolging.
De getekende ‘reconstructies’ van de begaafde plaatselijke striptekenaar Bert Bus (1931-2017) berusten geheel op hersenschimmen.
Er is geen enkele inscriptie gevonden. Er is zelfs geen ‘spoor’ van aanvallers gevonden, en daardoor was een gebeurlijk bestaand hebbende verdediging tamelijk nutteloos. Daarna is er voor vele honderden jaren een archeologische leegte zodat de naam ter plekke niet kan hebben voortbestaan, terwijl Flevum, zuiver ‘toponymisch’, toch al niets met Velsen te maken had.

Het Castellum Flevum lag niet bij Velsen, maar, volgens Albert Delahaye, aan het Flevum, vlakbij Calais. De naam Flevum bleef daar door de eeuwen heen gedocumenteerd bestaan en vormde veel later de kern van een nieuwe negende eeuwse naam Flelandria voor het nieuw droogvallend land wat zich via Flandria ontwikkelde tot Vlaanderen. Met de uitbreiding van het gebied door de graven van Vlaanderen verdrong deze de oorspronkelijke naam Fresia van het oudere gebied ten zuid-oosten daarvan.

Een Velsense archivaris liet zich er zich in 1985 als volgt over uit :

« Maar het belangrijkste was toch wel het opgraven van aardewerk uit de jaren tussen 15 en 30 n.C., een periode waarin de Romeinen in deze streken bijzonder actief waren. Deze opgravingen genieten ook internationale belangstelling, omdat het niet uitgesloten is, dat we hier te doen hebben met Castellum Flevum. » (1)

Het is niet uitgesloten. Maar er is ook geen enkele reden voor de veronderstelling, in tegendeel. Over wat er bedoeld wordt met “internationale belangstelling” blijven we in het ongewisse.

2. Vroeg-middeleeuws Velsen

Over het vroeg-middeleeuws Velsen schrijft hij :

« Uit de periode van 200 tot 600 n.C. dateren slechts weinig vondsten. Tussen 700 en 800 is hier echter kennelijk een gemeenschap opgebouwd, die voor de prediker Willibrord belangrijk genoeg was om er één van zijn kerken te stichten.
Met Willibrord zijn we aangeland in de periode van de vorming van het graafschap Holland, met als uitvloeisels daarvan het ontstaan van de hoge heerlijkheid Brederode en de ambachtsheerlijkheid Velsen. »
« Met de geschiedenis van de kerstening van ons land door rooms-katholieke geestelijken is de naam van Willibrord onverbrekelijk verbonden. Over het verhaal van de stichting van een parochiekerk in Velsen rond 720 door deze Willibrord, de komst van Engelmundus en de twijfel aan de historiciteit van deze figuur bestaat voldoende lectuur. » (2).

Voor bewoning in de achtste eeuw ontbreken archeologische aanwijzingen terwijl de heren van Brederode in de tijd van Willibrord nog een half millennium op zich lieten wachten; de mythe van Engelmundus wordt wijselijk uit de weg gegaan.

Velsen verschijnt in de geschiedenis voor het eerst in een een akte die op 1105 wordt gedateerd, maar die alleen bestaat in een veel latere kopie, en dan gewoon als Velzen. Er bestaat geen zinnige naamsverklaring.

Zaanlands Arkadia, 1658 :

« Over eenigehondert jaren is dit Dorp Felloson of oock Velesam genaemt, want men seyt dat ’er te voren Bevervoort placht te heeten: als oorspronkelijk gekoomen, uyt Bever nu Beverwijck, want de jaertijtboeken van Egmont geven uyt, dat de veranderingh des naems sou gekoomen sijn uyt het leggen van Dirck den eersen Graef van Hollant, toegenaemt van Aquitanien, in ’t maeken des verbonts tusschen hem en Wollebrant van Egmont, ten overstaen van Carolus Calvus konink van Vrankrijck, want als Graef Diderik de uytspraek des verbonts niet wel en behaege, sou hy geseit hebben, dat is een Fellesoen, en daerom hiet het dorp Felloson, of Velsen, maer wat sal ik hier toe seggen, de menschen sijn toch genegen, om altijt eenige wonderlijcke afkomste der namen van Steden of dorpen te geloven, en mogelijck isser deze ook uytgesocht, ’t is seeker dat dit Dorp seer out is. » (3)

In de achttiende eeuw werd dat al niet meer geloofd :

« Sommige schryvers wanen, dat het dorp eertyds Bevervoort plagt genoemd te worden, doch dit is eene mening zonder het geringst bewys. Anderen beweren, dat Velzen deszelfs naam ontfangen heeft uit het woord Felleson; een woord, het welk door hun uitgedacht is, hoewel zy voorwenden, dat het oorsprongelyk zyn zoude uit zeker gezegde van Graaf Diederik den I, by gelegenheid dat Karel de kale, Koning van Frankryk, wegens een verschil, tuschen gemelden Graaf en den Heer Wollebrant van Egmond gerezen, deswegens uitspraak gedaan en gezegd had, dat het een Felle-soen was. Een vreemd voorgeven inderdaad, hetwelk door generlei bewys van eenig oud en geloofwaardig schryver gestaafd wordt, en zonder de getuigenis van welken ik het veel te gewaagd reken, om dus vrymoedig van oude voorvallen te spreken, en diergelyke vreemde namen van steden en dorpen op eigen gezag te boek te stellen. » (4).

Zo zien we hoe de Felleson, een fantasie-verklaring voor de naam Velsen, al lag te wachten om – in de negentiende eeuw en niet eerder – te worden vereenzelvigd met het Felison uit Echternach, een naam die door Echternach zélf nooit op Velsen is begrepen.

3. Dubbelgangers

In de documentatie van het bisdom Trajectum (Tournehem), zoals we die kennen uit het Cartularium van Egmond, komen de plaatsen Velesan – Velsan (volgens Albert Delahaye Vélingen of Bellozanne in de gemeente Carly, op 10 km zuidoost van Boulogne) en Welesan (Welles of Violaines) voor, zodat Velsen minstens twee dubbelgangers heeft in het noorden van Frankrijk, zonder het nog over Feuchy te hebben, dat het oude Felison was (5). Het aldaar in verband met Velesan vermelde Haralem is niet Haarlem, dat in 870 net zo min bestond als Velsen, maar volgens Albert Delahaye Hardelot, op acht kilometer ten zuiden van Boulogne. De naam is ook elders verdubbeld :

« Filsum, Oostfriesland (10e e[euw] Fillisni) » (6).

4. De eerste vermeldingen van Velsen

In de oorkonden van de graven van Holland wordt Velsen voor het eerst vermeld in 1253, in een afschrift van een document gemaakt ten huize van Boudekijn Mambartar te Haarlem; Hugo van Naaldwijk, ridder, beleent Willem uten Hage met het bos Schoonhove te Velsen; de oorkonde wordt meebezegeld door Floris, broer van rooms-koning Willem II (7). Dit is de officiële geboorteakte van Velsen : schimmige overeenkomsten tussen vage figuren, zeer zeker ten koste van de plaatselijke bevolking. In een afschrift van een oorkonde uit 1255 verleent graaf Willem II aan Hugo van Naaldwijk toestemming om het ambacht Velsen, dat hij van hem in leen houdt, te verkopen (een ‘leen’ kon niet verkocht worden vóór de zestiende eeuw, nadat het ‘allodiaal’ was verklaard dat is : vrij van feodale verplichtingen, maar, bij voorkeur, met behoud van feodale rechten, een enorme oplichterij) aan de heer Willem van Brederode, maar hij behoudt zich het recht van naasting gedurende een jaar voor (8). Floris V beleent in 1266 en 1267, volgens verloren gegane oorkonden, Albrecht van Velsen met de visserij van Krommeniesloot en met helft van de tol van de Haarlemse St.-Jansmarkt. (9).

5. Bronnen en naamsverklaringen

Noordhollandse plaatsnamen (Karsten, 1951) :

« VELSEN.
Oude vormen: in villa Felison (tussen 715 en 739); in Velesan (omstreeks 960); in villa Vellesan (vóór 989); Velesen (1064) Okb. I, no. I, 33, 66, 87.
De betekenis van deze plaatsnaam is moeilijk vast te stellen. In een oorkonde van 719-739 (zie Okb. II, aflevering I, blz. 2) wordt gesproken van “in villa Felison” en van “super Fluvium Velisena”. Wellicht is Velsen derhalve oorspronkelijk een waternaam, Wat het woord “Velisena” echter betekent, is niet duidelijk.
Tot deze gemeente behoren de dorpen Santpoort, ontstaan uit Sancta porta [noot : Zie N.G.N., VII, 68] = heilige poort en IJmuiden, een jonge plaatsnaam, die betekent “de mond van het IJ”, Voorts de buurtschap Driehuis, welke naam betrekking heeft op de drie huizen, die er in de aanvang slechts hebben gestaan. »
 (10).

De (mogelijke) betekenis van alle Noordhollandse plaatsnamen (Pannekeet, 1988) :

« VELSEN
Oude vormen: in villa (= op het landgoed) Felison (719-739); in Velesan (± 960); in villa Vellesan (vóór 989); Velesen (1064).
Schönfeld (blz. 89-90) acht het waarschijnlijk dat de plaatsnaam teruggaat op een waternaam *Felisa, mogelijk een combinatie van fel = vaal, bruin en -isa, een achtervoegsel ter aanduiding van een water, zodat Velsen genoemd zou zijn naar de ligging aan een ‘vale, bruine waterloop’.
De Vries gaat uit van een woord *felisa, verwant met Duits fels = rots, berg, zodat de plaatsnaam zou duiden op een nederzetting aan de (zand)bergen, de duinen. »
 (11).

Lexicon van nederlandse toponiemen tot 1200 (Künzel et al., 1988/1989) :

« Velisena (719-739)
waterloop, ligging onbekend, in de omgeving van Velzen (Noordholland)
1102-1105 cop
[ie]. begin 12e e[euw]. (ad 719-739) : sitam in Fresia in pago Kinheim super fluvium Velisena ubi mare fluit in parte altera … villam Adrichaim nuncupatam (Thiofrid, VitaWillibr c. 12 AASS Nov. III, p. 467, vgl. Koch, OBHZ I 3)
Velzen
(Noordholland)
na 786 cop
[ie]. 16e e[euw]. (ad begin 8e e[euw].) : tertius (scil. locus) … appellatur Felisa (Liudger, VitaGreg c. 2 SS 15, 1, p. 67) || 918-948 cop[ie]. eind 11e e[euw]. : in Uelesan II (scil. mansa) – sunt mancipia que iure debentur propria fore almi Martini iuxta Felisun (DiplBelg 195) || 1e helft 11e e[euw]. aut[ograaf]. naar een oudere bron : nomina ęcclesiarum de Fresia Velison. Heilingloh (LijstParKlEchternach FontEgm, p. 255) || 1e helft 11e e[euw]. aut[ograaf]. : Velisinburch mater. Agathenkiricha. Heimethenkiricha. Asmedelf. Sloton. Smirnerewalt. Harleim. Urisheim p;– ecclesię quas Theodericus habet : nomina ęcclesiarum de Fresia … Norhtgo mater. Velscereburg. Agathenkyricha (ibid.) || 1063 cop[ie]. 12e e[euw]. : matres videlicet he … Velsereburc … tradię fuerant (DHIV 116; Koch, OBHZ I 84; Wampach, Echt 192) cop[ie]. 2e helft 12e e[euw]. : Velsereburg; cop[ie]. begin 13e e[euw]. : Velsereburch || w[aa]rsch[ijnlijk]. eind 11e e[euw]. naar een bron uit 2e helft 10e e[euw]. cop[ie]. ca. 1420 : in villa Vellesan nominata sex mansas (AantEvang FontEgm, p. 63) || w[aa]rsch[ijnlijk]. eind 11e e[euw]. naar een bron uit eind 10e e[euw]. cop[ie]. ca. 1420 : in villa Vellesen nominata tres mansas (ibid.) || w[aa]rsch[ijnlijk]. eind 11e e[euw]. naar een bron uit eind 10e - 11e e[euw]. cop[ie]. ca. 1420 : in Vellesen … dimidiam mansam – in Velsen … quartam partem unius manse (ibid., p. 64) || 1105-1120 cop[ie]. ca. 1420 : terram in Velsen solventem quinque uncias 4 den. minus – Gericus de Velson terram ibidem tres uncias et quatuor den. persolventem – terram in Velson unam unc. persolventem – terram in Felson 26 den. persolventem (LibStAdalb c. VI 1 FontEgm, p. 78) || 1105-1120 cop[ie]. ca. 1420 : in Felsen terram 12 den. solventem (ibid., p. 79) || 1125-1130 cop[ie]. ca. 1420 : in Velson VI mansus et altare eiusdem ecclesie – in Velson III mansus et I agrum (LibStAdalb c. II (Gravenreg) FontEgm, p. 69-70) || <1083> falsum 1125 - ca. 1150 : in Velson VI mansus et altare eiusdem ecclesię – in Velson tres mansos et unum agrum (Koch, OBHZ I 88) || 1130-1161 cop[ie]. ca. 1420 : terram persolventem sex den. que iacet in Velson – terram persolventem duos sol. vel 20 den. que iacet in Velson – terram persolventem 10 den. que iacet in Velson (LibStAdalb c. VI 2 FontEgm, p. 81) || 1130-1161 cop[ie]. ca. 1420 : pratum fenarium quod iacet in Westbroche in Velsen – dimidiam fiertellam iacentem in Velsen in loco qui dicitur Smalegheest (ibid. c. XI 3, p. 87) || 1130-1161 cop[ie]. ca. 1420 : unam fiertellam iacentem in Velson in loco qui dicitur Hochegheest (ibid., p. 88) || 1147-1148 cop[ie]. begin 13e e[euw]. : matres … ecclesiae … que tradite sunt … Velsereburch (Koch, OBHZ I 125; Wampach, Echt 205) || <1064> falsum 1e helft 12e e[euw]. cop[ie]. 2e helft 12e e[euw]. : Velesen cum capella (DHIV 129; Koch, OBHZ I 86) || 1156 or[igineel]. : usque ad terram Wilhelmi de Velsen (DFI 137; OBUtr I 414) || 1156 or[igineel]. : in ęcclesiis et earum appenditiis quarum hęc nomina sunt … Velserburg (Koch, OBHZ I 139; Wampach, Echt 206) || 1156 cop[ie]. begin 13e e[euw]. : in ecclesiis et earum appenditiis quarum hec nomina sunt … Velserburg (Koch, OBHZ I 140; Wampach, Echt 207) || 12e e[euw]. cop[ie]. ca. 1420 : in Velsen 12 libras et 6 uncias quinque den. minus (LibStAdalb c. III 1 FontEgm, p. 74) || 12e e[euw]. cop[ie]. ca. 1530 : Gericus qui dedit terram in Velsen (NecrEgm, p. 103) || w[aa]rsch[ijnlijk]. 12e e[euw]. cop[ie]. ca. 1530 : Ferthewy … que dedit terram … in Velsen (ibid., p. 109) || w[aa]rsch[ijnlijk]. 12e e[euw]. cop[ie]. ca. 1530 : Henricus qui dedit terram in Velsen (ibid., p. 138) || <719-739> falsum cop[ie]. 13e e[euw]. : ecclesiam que est constructa in villa Felison nominata in pago Kinnehim (Koch, OBHZ I 4; Wampach. Echt 41)
voor de datering van DiplBelg 195 zie : Blok (1957), p. 89-104; voor de datering van LijstParKlEchternach zie : Blok (1974), p. 167-184; voor de datering van de Aantekeningen uit het Evangelieboek zie : Meilink (1939), p. 22-25; voor de datering van het LibStAdalb zie : Meilink (1939), p. 70-73; voor de datering van het Gravenregister zie : Koch, OBHZ I 88, kopnoot; zie voor het falsum DHIV 129 : Koch, OBHZ I 86 de daar geciteerde literatuur; een nadere datering van de vervalsing is niet mogelijk; voor de datering van het NecrEgm zie : Meilink (1939), p. 56-59; zie over het falsum Koch, OBHZ I 4 de kopnoot, het is niet mogelijk vast te stellen wanneer dit falsum vervaardigd is, het kan echter op een oude tekst teruggaan; de naamsvorm Felison, die immers ook in DiplBelg 195 voorkomt, is oud
afleiding van een waternaam
Velzerbroek
polder, ten z
[uid]o[osten] van Velzen (Noordholland)
1121-1157 cop
[ie]. ca. 1420 : terram … iacentem in parrochia Velserebruch (LibStAdalb c. IX FontEgm, p. 83) || 1130-1161 cop[ie]. ca. 1420 : pascuam … que iacet in Astbroech in Velserbruch (LibStAdalb c. XI 3 ibid., p. 87)
voor de datering van het LibStAdalb zie : Meilink (1939), p. 70-73
o
[ud]n[eder]l[ands]. bruch “broekland” met een afleiding op -er- van de plaatsnaam Velzen » (12).

Nederlandse plaatsnamen (Van Berkel en Samplonius, 1995) :

« Velsen [gem[eente].: Velsen, NH] 918-948 cop[ie]. 11e E[euw] Felison, Uelesan; 1e h[elft]. 11 E[euw] Velison; 1105-1120 cop[ie]. 15e E[euw] Velson; ws. datief meervoud (met locatieve functie) van oude waternaam, gevormd met het suffix *-is, waarmee stromend water werd aangeduid, bij de ie. wortel *pel ‘moeras’ (waarop ook lat. palus en du. Felber > ohd. felewa ‘wilg, moerasboom’ teruggaan). » (13).

6. Een andere hypothese

De naam Velsen (of is het toch Velzen?) is een volle verdubbeling van Velzeke (14), ten zuidoosten van Gent vlakbij Zottegem, dat (legendarisch) vereenzelvigd wordt met het Romeinse Felciaco; Velzeke heeft een St.-Martinuskerk met karolingisch koor en beroept zich op een ononderbroken bewoningsgeschiedenis sinds de prehistorie zoals in het plaatselijk museum kan worden vastgesteld. Het naamkundig verband was in 1947 al opgevallen aan Mr. H.J.J. Scholtens :

« De naam Velsen is afgeleid van “vels”, hetgeen betekent : watertje. Inderdaad vindt men in een oorkonde van omstreeks het jaar 722 reeds melding gemaakt van een riviertje Velisana (“fluvium Velisana”). Een andere afleiding geeft Mansion. Deze wijst in verband met het Belgische dorp Velzeke op het oud-Nederlandse woord fels of vels, dat wil zeggen heuvel of hoogte. De oude kerk van Velzeke staat op een verheven punt. Zulks is ook met die van Velsen wel het geval. » (15).

Het is een volgende aanwijzing voor de historische band tussen Gent en Kennemerland.

De mythe van de Kennemerse terp-kerken is ook aan herziening toe.

6. Velsen in 1494

« DIE WELBOREN LUYDEN VAN VELSEN
Upten voorsz. dach zoe hebben wij Commissarissen voor ons geroupen ende gedachvaert Meester Gerrit van Oostgeest, deken, oudt 41 jaer, Jan van Waterlant, schout, oudt 43 jaer, Gerbrant Claesz, oud 70 jaer, Geerolff Claesz, oudt 68 jaer, ende Pillegrim Ghijsbrechtsz, oud 70 jaar, buyrluyden van Velsen; gheinterrogeert upten inhouden van de voorsz Instrictie.
Eerst angaende die hartsteden zeggen, by heuren eede, hemluyden hoochlycken gestaeft, dat zij alsnu hebben 22 haertsteden, ende by tijden van Hertoghe Karel hadden oock zoe veel, ende noch hebben.
Item angaende die neringe zeggen, dat zij hem generen met koeyen te houden, met lant te zayen, met ballast te voeren, met tarren ende met schelpen te voeren. Seggen, dat heure voorsz. neringhe alsnu nyet minder en es dan zij was ten tijden van Hertoge Karel, hoe dattet volck minder est dan zij doe waren.
Item angaende den staet van heuren faculteyt int generael zeggen, dat alle tgoet van dese particulieren welboren mannen niet meer waerdich en is dan 2500 R. gl., ende dat zij ten overlijden van Hertoge Karel wel dryewerven zoe rijck waren. Zeggen, dat heure voorsz. rijckdom dus vermindert es geweest overmidts dat vele van heure rijckdom uytgestorven ende wechgevaren zijn metter woon; ende midts den oorlogen, schattinghen ende anders, die zij hebben moeten betalen, ende mits den laetsten oorloge van Kasenbroot.

DIE HUYSLUYDEN VAN VELSEN
Upten voorsz. dach zoe hebben wij Commissarissen voor ons geroupen ende ghedachvaert den pastoor, ut supra, Claes Jansz, oudt 52 jaer, Cornelis Gerritsz, oudt 43 jaer, Jan Gerritsz, oudt 36 jaer, Gerryt Mathijsz, oudt 54 jaer, Gijsbrecht Jansz, oudt 56 jaer, buyrluyden van Velsen; gheinterrogeert upten inhoude van de voorsz. Instrictie,
Eerst angaende die haertsteden zeggen, by heuren eede, hemluyden hoochlycken gestaeft, dat zij alsnu hebben 47 haertsteden, ende by tyden van Hertoge Karel oock zoe veel of daerontrent.
Item angaende die neringhe zeggen, dat zij hem generen metter koe ende oock met zayen, met schelpen ende zant te voeren; zonder hooger off meerder neringe te hebben. Zeggen, dat heure neringhe alzoe goet nu es als zij was by tijden van Hertoge Karel; dan dat die neringhe van koeyen te weyden es wel vermindert die een helft.
Item angaende den staet van heuren haculteyt int generael zeggen, dat zij rijck zijn alsnu 11 schotponden, elck schotpondt tot 200 R. gl.; ende by tijden van den overlijden van Hertoge Karel hadden zij 15 schotponden, ten prijse voorscr. Zegghen, dat zij tot dese armoede ende verminderinge gecomen zijn overmidts den oorlogen, schattinghen dij voortijts geweest zijn, ende byzonder overmidts datin tijden van der commicie van Kasenbroot eenighe ghevangen ende geransoeneert zijn geweest, en alle heure koeyen ende paerden verloren hebben ghehadt, ende dat zij hebben moeten vercoopen ende verzetten heure landen ende erven omme gelost te worden. »
 (16).

Vervolg : Volgende


Noten

1. Memoriaal van Velsen. Een Sociaal Economische beschrijving tot 1990 / Siebe Rolle. – IJmuiden : Groen, [1985]. – p. 6. Zie ook : Historische Kring Velsen voor de laatste traditionalistische stand van zaken (opgegeven, niet meer beschikbaar).

2. Memoriaal van Velsen, t.a.p., p. 6 en 65. Siebe Rolle heeft zich niet de moeite getroost die op te sommen.

3. De Zaanlantse Arkadia [Omslagtitel : V Boeken vande Saanlandsche Arcadia] / door H. Zoeteboom [op omslag Soeteboom]. – t’Amsterdam : By Gerrit van Goedesberg, Boekverkooper op ’t Water, 1658. –678 p. – p. 84-85.

4. Van Nidek en Le Long, t.a.p., p. 407.

5. Zie : De ware kijk op..., deel 1, t.a.p., p. 420-421 en deel 2, t.a.p., p. 518 en 520, en : De goederenlijst van 870 uit het Cartularium van Radboud.

6. De oudste plaatsnamen in Holland en Utrecht, t.a.p., p. 6.

7. De oorkonden en de kanselarij van de graven van Holland tot 1299, t.a.p., p. 292.

8. De oorkonden en de kanselarij van de graven van Holland tot 1299, t.a.p., p. 295.

9. De oorkonden en de kanselarij van de graven van Holland tot 1299, t.a.p., p. 311.

10. Noordhollandse plaatsnamen, t.a.p., p. 81.

11. De (mogelijke) betekenis van alle Noordhollandse plaatsnamen, t.a.p., p. 118.

12. Lexicon van nederlandse toponiemen tot 1200 (Künzel et al.), t.a.p., p. 365-367; Velserburg kan overigens weinig anders zijn dan Velserbruch : de Velserbroek, later ingepolderd. Voor de vroeg-middeleeuwse teksten, zie : ‘Felison’ en ‘Velisana’.

13. Nederlandse plaatsnamen, t.a.p., p. 240.

14. Zie : Velzeke.

15. Uit het verleden van Midden-Kennemerland / Mr. H.J.J. Scholtens. – Den Haag : W.P. van Stockum & Zn., 1947. – 314 p. – p. 20-21. Verwijzingen : «E. Förstemann, Altdeutsches Namenbuch, I, 3, 880; J. Mansion, De voornaamste bestanddelen der Vlaamsche plaatsnamen (Brussel 1934), IX en 161.» De werken van J. Mansion zijn in Nederland weinig bekend :

  • Oud-Gentsche naamkunde. Bijdrage tot de kennis van het oud-Nederlandsch / door J. Mansion. – ’s-Gravenhage : Nijhoff, 1924. – xxiii, 323 p.;
  • Inleiding tot de studie van de Vlaamsche plaatsnamen. Over methode / door J. Mansion. – ’s-Gravenhage : Nijhoff, 1929. – 165 p. – (Nomina geographica flandrica ; 2,1);
  • Drie lessen over de geschiedenis van het Nederlandsch naar de plaatsnamen / door J. Mansion. – Leuven : Vlaamsche Toponymische Vereeniging, 1932. – 44 p. – (Mededeelingen uitgegeven door de Vlaamsche Toponymische Vereeniging te Leuven. Bijlage ; 3). – Overdruk uit: Handelingen Koninklijke Commissie Toponymie & Dialectkunde ; VI, 17-67;
  • De voornaamste bestanddeelen der Vlaamsche plaatsnamen / door J. Mansion. – ’s-Gravenhage : Martinus Nijhoff, 1935. – xxiv, 181 p. – (Nomina geographica flandrica ; 3).

16. Bron : Enqueste ende informatie upt stuck van der reductie ende reformatie van den schiltaelen voertijds getaxeert ende gestelt geweest over de landen van Holland en Vriesland. Gedaen in den jaere MCCCCXCIIII.


Start : 22 november 2003 | Laatst bijgewerkt : 27 mei 2014, kleine aanvullingen 8 april 2023